top of page

Innerlijke bevrijding: Krishna, Boeddha en Jezus over het Zelf

  • Foto van schrijver: Weest Voorbijgangers
    Weest Voorbijgangers
  • 15 mei
  • 4 minuten om te lezen

De verborgen eenheid in de leer van Boeddha, Krishna en Jezus


Inleiding: Wie ben ik werkelijk?


In het hart van elke grote spirituele traditie leeft ƩƩn centrale vraag: Wie of wat is het ware Zelf?


Is het Zelf een persoonlijkheid? Een ziel? Een goddelijke vonk? Of is het iets dat voorafgaat aan elke vorm, gedachte of identiteit? De ware zoektocht van de mens is geen zoektocht in de wereld, maar een omkering van de aandacht naar binnen, naar de oorsprong van alle ervaring. Deze terugkeer naar het Zelf is geen persoonlijke prestatie, maar een ontmaskering van het ego, van identiteit, van afgescheidenheid.


Wat volgt is een uitgebreide vergelijking van drie van de diepste spirituele tradities - het boeddhisme, het hindoeïsme (vooral de leer van Krishna in de Bhagavad Gītā) en het esoterische christendom - waarin we zullen aantonen dat ze in wezen verwijzen naar dezelfde innerlijke waarheid: Het Zelf is geen afzonderlijk iets dat uit de Bron voortkomt, maar de Bron zelf.


Krishna - De Atman als Paramatman


In de Bhagavad Gītā onderwijst Krishna zijn discipel Arjuna op het slagveld van Kurukshetra - een innerlijk symbool voor de strijd van de ziel die wakker wil worden uit de illusie van afgescheidenheid. Krishna spoort Arjuna aan om zijn gehechtheid aan rol, familie, uitkomst en zelfbeeld los te laten, en zich te richten op het innerlijke, onveranderlijke Zelf.


Atman en Brahman


De kern van de Vedantische leer is dat de Atman (het individuele Zelf) en Brahman (het universele, absolute Zijn) in wezen één zijn.


De beroemde uitspraak Tat Tvam AsiĀ (dat zijt gij) drukt deze eenheid uit. Wat je diep vanbinnen bent, is geen object in het universum, maar het Bewustzijn waarin het universum verschijnt.

Krishna zegt:


ā€œHet lichaam sterft, maar het Zelf sterft nooit. Het Zelf is ongeboren, eeuwig, onveranderlijk.ā€ (Bhagavad GÄ«tā 2:20)

De spirituele beoefening bestaat bij Krishna uit:


  • Karma YogaĀ - zelfloos handelen

  • Jnana YogaĀ - kennis van het Zelf

  • Bhakti YogaĀ - overgave aan het goddelijke Zelf


Pas als het ego (ahamkara) wordt doorzien als een vergankelijk construct, kan de ziel ontwaken in de realisatie dat zij altijd alĀ Brahman is geweest. Niet een deel van het goddelijke, maar het goddelijke zelf, bewust, vormloos en tijdloos.


Boeddha - De weg van niet-zelf (Anatta) en leegte (Sunyata)


De leer van de Boeddha lijkt op het eerste gezicht een ontkenning van het Zelf, maar is in essentie een zuivering van elk beperktĀ idee over wie of wat wij zijn.


Anatta - niet-zelf


Boeddha onderwees dat wat wij als "zelf" beschouwen - lichaam, gedachten, emoties, herinneringen - vergankelijk is. Deze zijn onderworpen aan verandering, en daarom is er geen permanente, afzonderlijke "ik" te vinden.


Dit betekent echter niet dat er niets is, maar dat wat je bent niet te vatten is als een 'iets'.


Door de illusie van een afgescheiden zelf te doorzien, blijft slechts puur gewaarzijnĀ over, zonder grenzen, zonder identiteit. Dit gewaarzijn wordt in latere Mahayana-boeddhistische scholen aangeduid als BoeddhanatuurĀ - een onveranderlijke aanwezigheid die niet komt of gaat.


Sunyata - leegte


Sunyata, leegte, betekent dat alles leeg is van een op zichzelf staand, onafhankelijk bestaan. Maar deze leegte is niet nihilistisch, het is openheid, grondeloosheid, de onnoembare ruimte waarin alle verschijnselen opkomen en vergaan.


Zen zegt:


ā€œTo see the self is to forget the self.ā€

De verlichting van Boeddha is de realisatie dat er geen afzonderlijke entiteit is die lijdt of zoekt - en dat deze open leegte zelf het ultieme ZijnĀ is.


Jezus - het Ik Ben en het Koninkrijk binnenin


Jezus' leringen zijn traditioneel begrepen door een dogmatische bril, maar in de esoterische christelijke stromingen (zoals de gnostiek, de mystieke traditie van Johannes, en de geschriften van de woestijnvaders) openbaart zich een diepere laag:


Jezus sprak niet slechts als een historische persoon, maar als de belichaming van het universele Ik Ben – de goddelijke Aanwezigheid die voorafgaat aan elke naam of vorm.


Wanneer Jezus zegt:


ā€œIk en de Vader zijn ƩƩn.ā€ (Johannes 10:30)

of:


ā€œVoor Abraham was, bĆ©n Ik.ā€ (Johannes 8:58)

dan spreekt hij niet als ego, maar als het ware ZelfĀ - datzelfde tijdloze bewustzijn waar ook Boeddha en Krishna naar verwijzen.


Het Koninkrijk van God, zo leert Jezus, is niet buiten ons, maar binnenin:


ā€œHet Koninkrijk van God is binnenin u.ā€ (Lukas 17:21)

De weg naar het Koninkrijk is de kruisiging van het ego - het loslaten van de identificatie met de persoonlijkheid - gevolgd door de opstanding in het Christusbewustzijn, een staat van pure liefde, eenheid en Zijn.


In het Evangelie van Thomas (logion 3) zegt Jezus:


ā€œAls jullie jezelf kennen, zullen jullie gekend worden, en jullie zullen begrijpen dat jullie kinderen zijn van de Levende Vader. Maar als jullie jezelf niet kennen, dan leven jullie in armoede en zijn jullie de armoede.ā€

De gemeenschappelijke kern: het Zelf is de Bron


Hoewel de vormen en termen verschillen, wijzen alle drie de tradities naar hetzelfde:


  • Krishna: Je bent niet de doener, maar het stille, goddelijke Zelf (Atman).

  • Boeddha: Door de illusie van het ik los te laten, blijft open, grenzeloos gewaarzijn over.

  • Jezus: Je bent het Licht van de wereld, het Ik Ben – ƩƩn met de Vader.


In alle gevallen is de kern: Wat jij in essentie bent, is niet iets persoonlijks of tijdelijks, maar de eeuwige, onkenbare, levende Bron van alles. En dit Zelf is nietĀ een product van die Bron - het isĀ de Bron.


Identiteit en ego: de sluier


Ego en identiteit zijn mechanismen van afscheiding. Ze creĆ«ren een vals centrum van controle, willen, gehechtheid en verzet. In werkelijkheid is het ego niet een ā€œietsā€, maar een verzameling gehechtheden, overtuigingen, conditioneringen. Zodra deze worden losgelaten, blijkt er niets dan stilte en aanwezigheid over te blijven.


Deze stilte is niet de afwezigheid van leven, maar de volheid van Zijn.


Conclusie: Wat blijft als alles wegvalt?


Wanneer alle rollen, beelden, gedachten en vormen zijn weggevallen - wie of wat blijft er dan over?


Dat wat overblijft is geen object van kennis. Het is geen persoon. Het is geen geestelijk beeld. Het is datgene waardoor al het andere wordt gekend. Het is de Bron zelf. Niet buiten jou, maar wat jij bent - vóór alle woorden. De leringen van Krishna, Boeddha en Jezus wijzen allemaal naar deze onuitsprekelijke waarheid.


De weg daarheen is geen verovering, maar een loslaten. Geen worden, maar herinneren.



©2025 Weest Voorbijgangers

bottom of page