Jezus: De hel
- Weest Voorbijgangers
- 22 mrt
- 5 minuten om te lezen
Bijgewerkt op: 24 mrt
De uitspraken van Jezus over de hel in Mattheüs 5:22 en Mattheüs 18:9 worden vaak op een letterlijke manier geïnterpreteerd in de traditionele christelijke leer. Echter, vanuit een gnostisch en esoterisch perspectief kunnen deze verzen diepere, symbolische betekenissen hebben die verwijzen naar de innerlijke toestand van de ziel en haar spirituele ontwikkeling. In plaats van de hel als een fysieke plaats van straf na de dood te zien, kan de hel in deze context worden geïnterpreteerd als een symbool voor innerlijke onrust, afgescheidenheid van het goddelijke, en de lijdenstoestand van de ziel die gevangen zit in de illusies van het ego en de materiële wereld.
Laten we beide verzen diepgaand verkennen vanuit een gnostisch en esoterisch perspectief.
1. Mattheüs 5:22 – "Iedereen die zijn broeder zonder reden boos is, zal het oordeel ondergaan"
In dit vers spreekt Jezus over de gevolgen van boosheid en haat tegen anderen. De letterlijke vertaling zegt: "Iedereen die zijn broeder zonder reden boos is, zal het oordeel ondergaan, en wie zijn broeder zegt: 'Dwaas,' zal in de Gehenna van het vuur komen." Gehenna wordt vaak geïnterpreteerd als de "hel" in veel vertalingen van de Bijbel.
De diepere betekenis van boosheid en gehenna
Vanuit een gnostisch perspectief is boosheid een emotionele uitdrukking van onbewustzijn en egoïstische identificaties. Boosheid is een uiting van het ego dat zich verzet tegen anderen, wat de innerlijke harmonie van de ziel verstoort. Deze boosheid komt voort uit de geest van scheiding, van "jij tegen mij", en is een manifestatie van de illusie van afscheiding die de ziel in de gnostische traditie gevangen houdt in de materiële wereld.
Gehenna wordt in sommige Bijbelvertalingen als de hel vertaald, maar in een gnostische context verwijst het naar een innerlijke toestand van lijden, onwetendheid en afgescheidenheid van het goddelijke. Het is een symbolische representatie van de toestand van de ziel die gevangen zit in emoties als haat, boosheid, wrok en schuld, wat haar scheidt van de hogere, goddelijke werkelijkheid. Gehenna is geen fysieke plaats, maar een innerlijke staat van lijden, veroorzaakt door de heerschappij van het ego en de onwetendheid van de ware aard van de ziel.
De oproep tot innerlijke verandering
Jezus roept in dit vers op tot innerlijke verandering en vergeving. Het gaat erom dat de ziel zich bevrijdt van de destructieve krachten van het ego, zoals boosheid en haat, die haar vasthouden in de cyclus van lijden en onwetendheid. Deze emoties houden de ziel gevangen in de lagere, materiële sferen, weg van de verlichting en de goddelijke eenheid die mogelijk is. De weg naar bevrijding ligt in het overwinnen van het ego en het herstellen van de innerlijke vrede en harmonie.
2. Mattheüs 18:9 – "Als je oog of hand je tot zonde verleidt, ruk het uit of hak het af; het is beter voor je om met één oog of één hand het leven in te gaan dan met twee ogen of twee handen in de Gehenna van het vuur te worden geworpen."
In dit vers spreekt Jezus over het afsnijden van hand of oog als een symbolische manier om het kwaad te overwinnen en om niet verloren te gaan in de Gehenna. Het idee van de Gehenna van het vuur wordt hier opnieuw genoemd, en dit kan op verschillende manieren worden geïnterpreteerd, afhankelijk van de benadering.
Het symbolisme van de ogen en handen
Vanuit een gnostisch en esoterisch perspectief kunnen de ogen en handen symbolen zijn van de zintuigen en de acties van de ziel. Ogen vertegenwoordigen vaak onze waarnemingen en het bewustzijn waarmee we de wereld zien. Handen symboliseren de acties die we ondernemen en de keuzes die we maken in de wereld. Wanneer Jezus zegt dat we onze ogen of handen moeten "afhakken" of "uitrukken" als ze ons tot zonde verleiden, verwijst hij naar het idee dat we de onbewuste patronen en verlangens die voortkomen uit de beperkingen van het ego moeten elimineren.
Het "afhakken" of "uitrukken" van de zonden is een oproep om los te laten wat ons gevangen houdt in de lagere niveaus van bewustzijn. Het verwijst naar het onderdrukken van destructieve impulsen en het bevrijden van de ziel van de illusies van het ego die haar weg houden van de ware verlichting. Het "vuur" van de gehenna is het lijden dat de ziel ervaart wanneer ze zich vasthoudt aan egoïstische verlangens, gehechtheden en de materiële wereld.
Het vuur als Innerlijk Lijden
In deze context is de Gehenna, het vuur geen fysieke plaats, maar een symbolische representatie van het innerlijke lijden dat ontstaat wanneer de ziel vastzit in onwetendheid en egoïstische verlangens. Het vuur kan worden gezien als het proces van zuivering, waarin de valse identificaties van de ziel worden "verbrand", zodat alleen de ware, goddelijke essentie overblijft. Dit proces van zuivering kan pijnlijk zijn, maar het is noodzakelijk voor de transformatie van de ziel.
Jezus’ oproep om "handen en ogen" af te hakken, verwijst naar het idee van innerlijke reiniging en het onthechten van de zonden en verlangens die de ziel vasthouden in de lagere rijken van bestaan. Het is beter om met één hand of oog het leven in te gaan (symbolisch voor het streven naar innerlijke verlichting) dan om volledig vast te houden aan de wereldse verlangens die leiden naar de gehenna oftewel het vuur (innerlijk lijden en afgescheidenheid van het goddelijke).
3. Het pad naar bevrijding
Beide verzen spreken van het belang van het loslaten van egoïstische verlangens en het verhogen van het bewustzijn om de ziel te bevrijden van de gevangenis van de materiële wereld. Het symbolische "vuur" in de Gehenna kan worden geïnterpreteerd als het vuur van spirituele zuivering, die nodig is om de ziel te ontwaken en zich te herenigen met haar goddelijke bron.
De bevrijding komt door het proces van zelfkennis (gnosis), het loslaten van gehechtheden aan de materiële wereld, en het overwinnen van het ego dat de ziel afhoudt van het goddelijke. Het pad naar verlichting is niet eenvoudig en vereist innerlijke transformatie, die kan voelen als een vorm van "lijden" of "vuur", maar is uiteindelijk een noodzakelijke stap voor de spirituele bevrijding.
Conclusie
Vanuit een gnostisch en esoterisch perspectief verwijzen de uitspraken van Jezus over de hel (gehenna) in Matteüs 5:22 en Matteüs 18:9 niet naar een fysieke plaats van straf, maar naar innerlijke staten van lijden, onwetendheid en afgescheidenheid van het goddelijke. Deze verzen spreken van de noodzaak om de destructieve krachten van het ego en de gehechtheden aan de materiële wereld te overwinnen. Het "vuur" van de gehenna is het lijden dat voortkomt uit deze gehechtheden en de onwetendheid van de ware aard van de ziel. De weg naar bevrijding ligt in het zuiveren van het ego, het loslaten van verlangens en het herstellen van de innerlijke verbinding met het goddelijke. Het pad is een proces van innerlijke transformatie, waarin de ziel haar ware, goddelijke essentie ontdekt en zich bevrijdt van de illusies die haar gevangen houden in de lagere niveaus van bewustzijn.
